vademde
- va·dem·de
vervoeging van |
---|
vademen |
vademde
- enkelvoud verleden tijd van vademen
- Ik vademde.
- Jij vademde.
- Hij, zij, het vademde.
- Ik vademde.
- Het woord vademde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
vademen |
vademde