uitzenden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitzenden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitzenden | uit te zenden | ||||||||
toekomend | zullen uitzenden uit zullen zenden |
te zullen uitzenden uit te zullen zenden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgezonden | te hebben uitgezonden | ||||||||
toekomend | uitgezonden zullen hebben | uitgezonden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitzendend | uitgezonden | ev. zend uit |
mv. verouderd zendt uit |
zende uit (bijzin) uitzende | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zend uit | zendt uit | zendt uit | zendt uit | zendt uit | zenden uit | zenden uit | zenden uit | |||
verleden (o.v.t.) | zond uit | zond uit | zond uit | zondt uit | zond uit | zonden uit | zonden uit | zonden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitzenden | zult/zal uitzenden | zult/zal uitzenden | zult uitzenden | zal uitzenden | zullen uitzenden | zullen uitzenden | zullen uitzenden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitzenden | zou uitzenden | zou(dt) uitzenden | zoudt uitzenden | zou uitzenden | zouden uitzenden | zouden uitzenden | zouden uitzenden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitzend | uitzendt | uitzendt | uitzendt | uitzendt | uitzenden | uitzenden | uitzenden | |||
verleden (o.v.t.) | uitzond | uitzond | uitzond | uitzondt | uitzond | uitzonden | uitzonden | uitzonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitzenden uit zal zenden |
zult/zal uitzenden uit zult/zal zenden |
zult/zal uitzenden uit zult/zal zenden |
zult uitzenden uit zult zenden |
zal uitzenden uit zal zenden |
zullen uitzenden uit zullen zenden |
zullen uitzenden uit zullen zenden |
zullen uitzenden uit zullen zenden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitzenden uit zou zenden |
zou uitzenden uit zou zenden |
zou(dt) uitzenden uit zou(dt) zenden |
zoudt uitzenden uit zoudt zenden |
zou uitzenden uit zou zenden |
zouden uitzenden uit zouden zenden |
zouden uitzenden uit zouden zenden |
zouden uitzenden uit zouden zenden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgezonden | hebt uitgezonden | hebt/heeft uitgezonden | hebt uitgezonden | heeft uitgezonden | hebben uitgezonden | hebben uitgezonden | hebben uitgezonden | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgezonden | had uitgezonden | had uitgezonden | hadt uitgezonden | had uitgezonden | hadden uitgezonden | hadden uitgezonden | hadden uitgezonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgezonden hebben | zal/zult uitgezonden hebben | zult/zal uitgezonden hebben | zult uitgezonden hebben | zal uitgezonden hebben | zullen uitgezonden hebben | zullen uitgezonden hebben | zullen uitgezonden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgezonden hebben | zou uitgezonden hebben | zou/zoudt uitgezonden hebben | zoudt uitgezonden hebben | zou uitgezonden hebben | zouden uitgezonden hebben | zouden uitgezonden hebben | zouden uitgezonden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgezonden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgezonden | er is uitgezonden | |||||||||
verleden | er werd uitgezonden | er was uitgezonden | |||||||||
toekomend | er zal uitgezonden worden | er zal uitgezonden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgezonden worden | er zou uitgezonden zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgezonden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgezonden worden | uitgezonden te worden | ||||||||
toekomend | uitgezonden zullen worden | uitgezonden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgezonden zijn | uitgezonden te zijn | ||||||||
toekomend | uitgezonden zullen zijn | uitgezonden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgezonden | wordt uitgezonden | wordt uitgezonden | wordt uitgezonden | wordt uitgezonden | worden uitgezonden | worden uitgezonden | worden uitgezonden | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgezonden | werd uitgezonden | werd uitgezonden | werdt uitgezonden | werd uitgezonden | werden uitgezonden | werden uitgezonden | werden uitgezonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgezonden worden | zult uitgezonden worden | zult uitgezonden worden | zult uitgezonden worden | zal uitgezonden worden | zullen uitgezonden worden | zullen uitgezonden worden | zullen uitgezonden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgezonden worden | zou uitgezonden worden | zou/zoudt uitgezonden worden | zoudt uitgezonden worden | zou uitgezonden worden | zouden uitgezonden worden | zouden uitgezonden worden | zouden uitgezonden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgezonden | bent uitgezonden | bent/is uitgezonden | zijt uitgezonden | is uitgezonden | zijn uitgezonden | zijn uitgezonden | zijn uitgezonden | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgezonden | was uitgezonden | was uitgezonden | waart uitgezonden | was uitgezonden | waren uitgezonden | waren uitgezonden | waren uitgezonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgezonden zijn | zult uitgezonden zijn | zult uitgezonden zijn | zult uitgezonden zijn | zal uitgezonden zijn | zullen uitgezonden zijn | zullen uitgezonden zijn | zullen uitgezonden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgezonden zijn | zou uitgezonden zijn | zou/zoudt uitgezonden zijn | zoudt uitgezonden zijn | zou uitgezonden zijn | zouden uitgezonden zijn | zouden uitgezonden zijn | zouden uitgezonden zijn |