transcenderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van transcenderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | transcenderen | te transcenderen | ||||||||
toekomend | zullen transcenderen | te zullen transcenderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getranscendeerd | te hebben getranscendeerd | ||||||||
toekomend | getranscendeerd zullen hebben | getranscendeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
transcenderend | getranscendeerd | ev. transcendeer |
mv. verouderd transcendeert |
transcendere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | transcendeer | transcendeert | transcendeert | transcendeert | transcendeert | transcenderen | transcenderen | transcenderen | |||
verleden (o.v.t.) | transcendeerde | transcendeerde | transcendeerde | transcendeerde | transcendeerde | transcendeerden | transcendeerden | transcendeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal transcenderen | zult/zal transcenderen | zult/zal transcenderen | zult transcenderen | zal transcenderen | zullen transcenderen | zullen transcenderen | zullen transcenderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou transcenderen | zou transcenderen | zou(dt) transcenderen | zoudt transcenderen | zou transcenderen | zouden transcenderen | zouden transcenderen | zouden transcenderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getranscendeerd | hebt getranscendeerd | hebt/heeft getranscendeerd | hebt getranscendeerd | heeft getranscendeerd | hebben getranscendeerd | hebben getranscendeerd | hebben getranscendeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had getranscendeerd | had getranscendeerd | had getranscendeerd | hadt getranscendeerd | had getranscendeerd | hadden getranscendeerd | hadden getranscendeerd | hadden getranscendeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getranscendeerd hebben | zal/zult getranscendeerd hebben | zult/zal getranscendeerd hebben | zult getranscendeerd hebben | zal getranscendeerd hebben | zullen getranscendeerd hebben | zullen getranscendeerd hebben | zullen getranscendeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getranscendeerd hebben | zou getranscendeerd hebben | zou/zoudt getranscendeerd hebben | zoudt getranscendeerd hebben | zou getranscendeerd hebben | zouden getranscendeerd hebben | zouden getranscendeerd hebben | zouden getranscendeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm getranscendeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getranscendeerd | er is getranscendeerd | |||||||||
verleden | er werd getranscendeerd | er was getranscendeerd | |||||||||
toekomend | er zal getranscendeerd worden | er zal getranscendeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getranscendeerd worden | er zou getranscendeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm getranscendeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getranscendeerd worden | getranscendeerd te worden | ||||||||
toekomend | getranscendeerd zullen worden | getranscendeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getranscendeerd zijn | getranscendeerd te zijn | ||||||||
toekomend | getranscendeerd zullen zijn | getranscendeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getranscendeerd | wordt getranscendeerd | wordt getranscendeerd | wordt getranscendeerd | wordt getranscendeerd | worden getranscendeerd | worden getranscendeerd | worden getranscendeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd getranscendeerd | werd getranscendeerd | werd getranscendeerd | werdt getranscendeerd | werd getranscendeerd | werden getranscendeerd | werden getranscendeerd | werden getranscendeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getranscendeerd worden | zult getranscendeerd worden | zult getranscendeerd worden | zult getranscendeerd worden | zal getranscendeerd worden | zullen getranscendeerd worden | zullen getranscendeerd worden | zullen getranscendeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getranscendeerd worden | zou getranscendeerd worden | zou/zoudt getranscendeerd worden | zoudt getranscendeerd worden | zou getranscendeerd worden | zouden getranscendeerd worden | zouden getranscendeerd worden | zouden getranscendeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getranscendeerd | bent getranscendeerd | bent/is getranscendeerd | zijt getranscendeerd | is getranscendeerd | zijn getranscendeerd | zijn getranscendeerd | zijn getranscendeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was getranscendeerd | was getranscendeerd | was getranscendeerd | waart getranscendeerd | was getranscendeerd | waren getranscendeerd | waren getranscendeerd | waren getranscendeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getranscendeerd zijn | zult getranscendeerd zijn | zult getranscendeerd zijn | zult getranscendeerd zijn | zal getranscendeerd zijn | zullen getranscendeerd zijn | zullen getranscendeerd zijn | zullen getranscendeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getranscendeerd zijn | zou getranscendeerd zijn | zou/zoudt getranscendeerd zijn | zoudt getranscendeerd zijn | zou getranscendeerd zijn | zouden getranscendeerd zijn | zouden getranscendeerd zijn | zouden getranscendeerd zijn |