transcenderen
- trans·cen·de·ren
- afgeleid van het Franse transcender (met het achtervoegsel -eren) [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
transcenderen |
transcendeerde |
getranscendeerd |
zwak -d | volledig |
transcenderen [3]
- overgankelijk omvormen tot iets 'hogers' (buiten het zintuiglijk waarneembare)
- Het woord transcenderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.