• trans·cen·den·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord transcendentie transcendenties
verkleinwoord - -

de transcendentiev [1]

  1. bovenzinnelijkheid
  2. (religie) het boven en buiten het zintuiglijk waarneembare zijn, betrekking hebbend op het goddelijke
87 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]