tempel
- Geluid: tempel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtɛmpəl / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈtɛm.pəɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈtɛm.pəl/
- tem·pel
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bedehuis’ voor het eerst aangetroffen in 1271 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tempel | tempels |
verkleinwoord | tempeltje | tempeltjes |
de tempel m
- (religie) een gebouw voor godsverering
- Heb je de tempel al gezien die ze hier in de buurt aan het bouwen zijn?
- ▸ De Japanse bergen, tempels en gastvrijheid waren indrukwekkend.[5]
1. een gebouw voor godsverering
|
vervoeging van |
---|
tempelen |
tempel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tempelen
- Ik tempel.
- gebiedende wijs van tempelen
- Tempel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tempelen
- Tempel je?
- Het woord tempel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tempel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tempel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tempel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ tempel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ tempel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be