tegenhouden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van tegenhouden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tegenhouden | tegen te houden | ||||||||
toekomend | zullen tegenhouden tegen zullen houden |
te zullen tegenhouden tegen te zullen houden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben tegengehouden | te hebben tegengehouden | ||||||||
toekomend | tegengehouden zullen hebben | tegengehouden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tegenhoudend | tegengehouden | ev. hou tegen/ houd tegen |
mv. verouderd houdt tegen |
houde tegen (bijzin) tegenhoude | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | hou tegen/ houd tegen | houdt tegen | houdt tegen | houdt tegen | houdt tegen | houden tegen | houden tegen | houden tegen | |||
verleden (o.v.t.) | hield tegen | hield tegen | hield tegen | hield tegen | hield tegen | hielden tegen | hielden tegen | hielden tegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegenhouden | zult/zal tegenhouden | zult/zal tegenhouden | zult tegenhouden | zal tegenhouden | zullen tegenhouden | zullen tegenhouden | zullen tegenhouden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegenhouden | zou tegenhouden | zou(dt) tegenhouden | zoudt tegenhouden | zou tegenhouden | zouden tegenhouden | zouden tegenhouden | zouden tegenhouden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | tegenhou/ tegenhoud | tegenhoudt | tegenhoudt | tegenhoudt | tegenhoudt | tegenhouden | tegenhouden | tegenhouden | |||
verleden (o.v.t.) | tegenhield | tegenhield | tegenhield | tegenhield | tegenhield | tegenhielden | tegenhielden | tegenhielden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegenhouden tegen zal houden |
zult/zal tegenhouden tegen zult/zal houden |
zult/zal tegenhouden tegen zult/zal houden |
zult tegenhouden tegen zult houden |
zal tegenhouden tegen zal houden |
zullen tegenhouden tegen zullen houden |
zullen tegenhouden tegen zullen houden |
zullen tegenhouden tegen zullen houden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegenhouden tegen zou houden |
zou tegenhouden tegen zou houden |
zou(dt) tegenhouden tegen zou(dt) houden |
zoudt tegenhouden tegen zoudt houden |
zou tegenhouden tegen zou houden |
zouden tegenhouden tegen zouden houden |
zouden tegenhouden tegen zouden houden |
zouden tegenhouden tegen zouden houden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb tegengehouden | hebt tegengehouden | hebt/heeft tegengehouden | hebt tegengehouden | heeft tegengehouden | hebben tegengehouden | hebben tegengehouden | hebben tegengehouden | |||
verleden (v.v.t.) | had tegengehouden | had tegengehouden | had tegengehouden | hadt tegengehouden | had tegengehouden | hadden tegengehouden | hadden tegengehouden | hadden tegengehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal tegengehouden hebben | zal/zult tegengehouden hebben | zult/zal tegengehouden hebben | zult tegengehouden hebben | zal tegengehouden hebben | zullen tegengehouden hebben | zullen tegengehouden hebben | zullen tegengehouden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou tegengehouden hebben | zou tegengehouden hebben | zou/zoudt tegengehouden hebben | zoudt tegengehouden hebben | zou tegengehouden hebben | zouden tegengehouden hebben | zouden tegengehouden hebben | zouden tegengehouden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm tegengehouden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt tegengehouden | er is tegengehouden | |||||||||
verleden | er werd tegengehouden | er was tegengehouden | |||||||||
toekomend | er zal tegengehouden worden | er zal tegengehouden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou tegengehouden worden | er zou tegengehouden zijn | |||||||||
lijdende vorm tegengehouden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tegengehouden worden | tegengehouden te worden | ||||||||
toekomend | tegengehouden zullen worden | tegengehouden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | tegengehouden zijn | tegengehouden te zijn | ||||||||
toekomend | tegengehouden zullen zijn | tegengehouden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word tegengehouden | wordt tegengehouden | wordt tegengehouden | wordt tegengehouden | wordt tegengehouden | worden tegengehouden | worden tegengehouden | worden tegengehouden | |||
verleden (o.v.t.) | werd tegengehouden | werd tegengehouden | werd tegengehouden | werdt tegengehouden | werd tegengehouden | werden tegengehouden | werden tegengehouden | werden tegengehouden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tegengehouden worden | zult tegengehouden worden | zult tegengehouden worden | zult tegengehouden worden | zal tegengehouden worden | zullen tegengehouden worden | zullen tegengehouden worden | zullen tegengehouden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tegengehouden worden | zou tegengehouden worden | zou/zoudt tegengehouden worden | zoudt tegengehouden worden | zou tegengehouden worden | zouden tegengehouden worden | zouden tegengehouden worden | zouden tegengehouden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben tegengehouden | bent tegengehouden | bent/is tegengehouden | zijt tegengehouden | is tegengehouden | zijn tegengehouden | zijn tegengehouden | zijn tegengehouden | |||
verleden (v.v.t.) | was tegengehouden | was tegengehouden | was tegengehouden | waart tegengehouden | was tegengehouden | waren tegengehouden | waren tegengehouden | waren tegengehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal tegengehouden zijn | zult tegengehouden zijn | zult tegengehouden zijn | zult tegengehouden zijn | zal tegengehouden zijn | zullen tegengehouden zijn | zullen tegengehouden zijn | zullen tegengehouden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou tegengehouden zijn | zou tegengehouden zijn | zou/zoudt tegengehouden zijn | zoudt tegengehouden zijn | zou tegengehouden zijn | zouden tegengehouden zijn | zouden tegengehouden zijn | zouden tegengehouden zijn |