taalbeheersing
- Geluid: taalbeheersing (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtalbəˌhersɪŋ / (4 lettergrepen); /ˈtaːlbəˌɦeːrsɪŋ/
- taal·be·heer·sing
- samenstelling van taal zn en beheersing zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalbeheersing | - |
verkleinwoord | - | - |
de taalbeheersing v
- vermogen zich te kunnen uitdrukken in een of meer talen
- Een goede taalbeheersing bezitten.
- De dichter zat bepaald niet in een ivoren toren; hij beoefende een kunst die iedereen verstond, alleen was hij de uitblinker. Hij kon met zijn toehoorders spelen, appelleren aan hun kennis en interesses; de keus van zijn onderwerpen hoefde bepaald niet origineel, niet nieuw te zijn en de vorm waarin hij ze goot lag zelfs traditioneel vast; nee, hij moest voornamelijk opvallen door een persoonlijke behandeling van bekende stof en knappe taalbeheersing. [1]
- (taalkunde), (onderwijs) studie van de juiste aanwending van taal (als vak)
- Taalbeheersing als vak.
- [1] taalvaardigheid
- [2] toegepaste taalkunde
1. het vermogen zich te kunnen uitdrukken in een of meer talen
2. studie van de juiste aanwending van taal (als vak)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord taalbeheersing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ OvidiusMetamorphosen vertaald door M. d'Hane-Scheltema [1993] ISBN 90-253-3099-1 pagina 8 Inleiding