sumoworstelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van sumoworstelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | sumoworstelen | te sumoworstelen | ||||||
toekomend | zullen sumoworstelen | te zullen sumoworstelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesumoworsteld | te hebben gesumoworsteld | ||||||
toekomend | gesumoworsteld zullen hebben | gesumoworsteld te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
sumoworstelend | gesumoworsteld | ev. sumoworstel |
mv. verouderd sumoworstelt |
sumoworstele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | sumoworstel | sumoworstelt | sumoworstelt | sumoworstelt | sumoworstelt | sumoworstelen | sumoworstelen | sumoworstelen | |
verleden (o.v.t.) | sumoworstelde | sumoworstelde | sumoworstelde | sumoworstelde | sumoworstelde | sumoworstelden | sumoworstelden | sumoworstelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal sumoworstelen | zult/zal sumoworstelen | zult/zal sumoworstelen | zult sumoworstelen | zal sumoworstelen | zullen sumoworstelen | zullen sumoworstelen | zullen sumoworstelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou sumoworstelen | zou sumoworstelen | zou(dt) sumoworstelen | zoudt sumoworstelen | zou sumoworstelen | zouden sumoworstelen | zouden sumoworstelen | zouden sumoworstelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesumoworsteld | hebt gesumoworsteld | hebt/heeft gesumoworsteld | hebt gesumoworsteld | heeft gesumoworsteld | hebben gesumoworsteld | hebben gesumoworsteld | hebben gesumoworsteld | |
verleden (v.v.t.) | had gesumoworsteld | had gesumoworsteld | had gesumoworsteld | hadt gesumoworsteld | had gesumoworsteld | hadden gesumoworsteld | hadden gesumoworsteld | hadden gesumoworsteld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesumoworsteld hebben | zal/zult gesumoworsteld hebben | zult/zal gesumoworsteld hebben | zult gesumoworsteld hebben | zal gesumoworsteld hebben | zullen gesumoworsteld hebben | zullen gesumoworsteld hebben | zullen gesumoworsteld hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesumoworsteld hebben | zou gesumoworsteld hebben | zou/zoudt gesumoworsteld hebben | zoudt gesumoworsteld hebben | zou gesumoworsteld hebben | zouden gesumoworsteld hebben | zouden gesumoworsteld hebben | zouden gesumoworsteld hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gesumoworsteld worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gesumoworsteld | er is gesumoworsteld | |||||||
verleden | er werd gesumoworsteld | er was gesumoworsteld | |||||||
toekomend | er zal gesumoworsteld worden | er zal gesumoworsteld zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gesumoworsteld worden | er zou gesumoworsteld zijn |