strippen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van strippen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | strippen | te strippen | ||||||||
toekomend | zullen strippen | te zullen strippen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gestript | te hebben gestript | ||||||||
toekomend | gestript zullen hebben | gestript te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
strippend | gestript | ev. strip |
mv. verouderd stript |
strippe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | strip | stript | stript | stript | stript | strippen | strippen | strippen | |||
verleden (o.v.t.) | stripte | stripte | stripte | stripte | stripte | stripten | stripten | stripten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal strippen | zult/zal strippen | zult/zal strippen | zult strippen | zal strippen | zullen strippen | zullen strippen | zullen strippen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou strippen | zou strippen | zou(dt) strippen | zoudt strippen | zou strippen | zouden strippen | zouden strippen | zouden strippen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gestript | hebt gestript | hebt/heeft gestript | hebt gestript | heeft gestript | hebben gestript | hebben gestript | hebben gestript | |||
verleden (v.v.t.) | had gestript | had gestript | had gestript | hadt gestript | had gestript | hadden gestript | hadden gestript | hadden gestript | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestript hebben | zal/zult gestript hebben | zult/zal gestript hebben | zult gestript hebben | zal gestript hebben | zullen gestript hebben | zullen gestript hebben | zullen gestript hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestript hebben | zou gestript hebben | zou/zoudt gestript hebben | zoudt gestript hebben | zou gestript hebben | zouden gestript hebben | zouden gestript hebben | zouden gestript hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gestript worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gestript | er is gestript | |||||||||
verleden | er werd gestript | er was gestript | |||||||||
toekomend | er zal gestript worden | er zal gestript zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gestript worden | er zou gestript zijn | |||||||||
lijdende vorm gestript worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gestript worden | gestript te worden | ||||||||
toekomend | gestript zullen worden | gestript te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gestript zijn | gestript te zijn | ||||||||
toekomend | gestript zullen zijn | gestript te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gestript | wordt gestript | wordt gestript | wordt gestript | wordt gestript | worden gestript | worden gestript | worden gestript | |||
verleden (o.v.t.) | werd gestript | werd gestript | werd gestript | werdt gestript | werd gestript | werden gestript | werden gestript | werden gestript | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gestript worden | zult gestript worden | zult gestript worden | zult gestript worden | zal gestript worden | zullen gestript worden | zullen gestript worden | zullen gestript worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gestript worden | zou gestript worden | zou/zoudt gestript worden | zoudt gestript worden | zou gestript worden | zouden gestript worden | zouden gestript worden | zouden gestript worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gestript | bent gestript | bent/is gestript | zijt gestript | is gestript | zijn gestript | zijn gestript | zijn gestript | |||
verleden (v.v.t.) | was gestript | was gestript | was gestript | waart gestript | was gestript | waren gestript | waren gestript | waren gestript | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestript zijn | zult gestript zijn | zult gestript zijn | zult gestript zijn | zal gestript zijn | zullen gestript zijn | zullen gestript zijn | zullen gestript zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestript zijn | zou gestript zijn | zou/zoudt gestript zijn | zoudt gestript zijn | zou gestript zijn | zouden gestript zijn | zouden gestript zijn | zouden gestript zijn |