strippen
- strip·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
strippen |
stripte |
gestript |
zwak -t | volledig |
strippen
- inergatief het zich ontdoen van alle of een groot deel van de kleding die het lichaam bedekt, vaak met een erotische bijbedoeling
- Omdat ze dronken was, begon ze zomaar op de bar te strippen.
- overgankelijk ontdoen van het overtollige door het af te trekken
- overgankelijk (in de dierindustrie) bepaalde dieren (zoals vissen) levend en zonder verdoving opensnijden, met als doel de organen en het bloed te verwijderen
1. het zich ontdoen van alle kleding of een groot deel van de kleding die het lichaam bedekt, vaak met een erotische bijbedoeling
de strippen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord strip
- Het woord strippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strippen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ strippen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
strippen