stripte
- strip·te
vervoeging van |
---|
strippen |
stripte
- enkelvoud verleden tijd van strippen
- Ik stripte.
- Jij stripte.
- Hij, zij, het stripte.
- Ik stripte.
- Het woord stripte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
strippen |
stripte