Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strip·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stripper strippers
verkleinwoord strippertje strippertjes

Zelfstandig naamwoord

stripper m/v

  1. (beroep) iemand die een prikkelende vertoning uitvoert waarbij de kleren uitgedaan worden
    • Hij vond het prachtig om naar strippers te gaan kijken. 
  2. (gereedschap) instrument om iets af te strippen bijv. een verfstripper
  3. persoon die stript zonder zijn kleren uit te doen (dat zijn de ergsten!!) bijv. een asset-stripper
Hyponiemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be