• storm·ram
enkelvoud meervoud
naamwoord stormram stormrammen
verkleinwoord stormrammetje stormrammetjes

de stormramm

  1. (militair) (geschiedenis) (in een belegering) een toestel, balk, stootblok, e.d. om de poort van een vesting open te beuken
  2. grote stevige paal om een deur in te rammen
    • De politie gebruikte een stormram om in de woning van de terroristen te komen. 
  3. (figuurlijk) iets waarmee men een opening of bekentenis kan forceren
     'Waarom heeft u die opname gemaakt, redacteur Levov?' vroeg de advocaat op dezelfde lichte toon als wanneer hij naar het weer zou hebben gevraagd. Wat een fantastische openingsvraag! dacht Eric. Zo briljant eenvoudig, en toch een stormram.[4]
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]