spieden
- spie·den
- In de betekenis van ‘uitkijken’ voor het eerst aangetroffen in 1080 [1]
- van Middelnederlands spien [2][3]
spieden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spieden |
spiedde |
gespied |
zwak -d | volledig |
- stiekem kijken
- We hebben veel bekijks. Terwijl we in het begin nog ongestoord konden spieden, worden we nu zelf een attractie. ‘Smile, this is Brussels’, roept een ober, wanneer we blijkbaar wat te geconcentreerd - nog steeds op z’n Egyptisch - langs toeristische restaurants slingeren. In de Nieuwstraat filmen ketjes ons geamuseerd met hun smartphones, terwijl wij hun bewegingen mentaal vastleggen op ons netvlies. [4]
- De geheime dienst AIVD en de militaire inlichtingendienst MIVD mogen vanaf nu op veel grotere schaal spieden in mobieltjes en computers. De Eerste Kamer nam hiervoor gisteravond een wet aan. [5]
- Het woord spieden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spieden" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "spieden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ spieden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Standaard ZATERDAG 7 OKTOBER 2017
- ↑ Tubantia Tobias den Hartog 12-07-17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be