observeren
- Geluid: observeren (hulp, bestand)
- ob·ser·ve·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘waarnemen’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1]
- afgeleid van het Franse observer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
observeren |
observeerde |
geobserveerd |
zwak -d | volledig |
observeren
- overgankelijk gericht via de zintuigen van iets kennis nemen
- Zij observeerden dat deze bacterie in staat is de voor het biologisch functioneren dusver onontbeerlijk geachte fosfor te vervangen door arseen.
- ▸ Door de wolken te observeren, zul je weten hoe je jezelf op een storm moet voorbereiden.[3]
- observant, observatie, observator, observatorium, observatrice, observeerbaar, observeerder, observering
1.gericht via de zintuigen van iets kennis nemen
- Het woord observeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "observeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "observeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ observeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be