Gluren door een sleutelgat.
  • glu·ren
  • In de betekenis van ‘tersluiks kijken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gluren
/ˈɣlyːrə(n)/
gluurde
/ˈɣlyːrdə/
gegluurd
/ɣəˈɣlyːrt/
zwak -d volledig

gluren

  1. inergatief in het geheim aandachtig naar iemand kijken
    • Onze kat zit verdacht vaak naar de parkiet te gluren. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]