gluurde
- gluur·de
vervoeging van |
---|
gluren |
gluurde
- enkelvoud verleden tijd van gluren
- Ik gluurde.
- Jij gluurde.
- Hij, zij, het gluurde.
- Ik gluurde.
- Het woord gluurde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
gluren |
gluurde