speenkruid
- Geluid: speenkruid (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspeŋkrœyt / (2 lettergrepen)
- speen·kruid
- samenstelling van speen zn "aambeien" en kruid zn "nuttige plant" , in de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in 1543 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speenkruid | - |
verkleinwoord | - | - |
het speenkruid o
- (bloemplanten) benaming voor planten uit het geslacht Ficaria behorend tot de ranonkelfamilie
- (kruid) (medisch) bepaald soort plant met niervormige bladeren, botergele bloemen en wortelknolletjes, Ficaria verna , waaraan geneeskracht ten aanzien van aambeien wordt toegeschreven
- [1.1] gewoon speenkruid, stinkende gouwe
1.1 bepaald soort plant met niervormige bladeren, botergele bloemen en wortelknolletjes, Ficaria verna
- Het woord speenkruid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "speenkruid" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] speenkruid in het Nederlands Soortenregister N
- [1] speenkruid op Wikidata
- [1.1] speenkruid in het Nederlands Soortenregister N
- [1.1] speenkruid op Wikidata
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ speenkruid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "speenkruid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be