• so·na·te
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muziekstuk voor één instrument’ voor het eerst aangetroffen in 1697 [1]
  • Afkomstig van het Italiaanse sonata.
enkelvoud meervoud
naamwoord sonate sonaten
sonates
verkleinwoord sonatine sonatines

de sonatev / m

  1. (muziek) een muziekstuk voor één of enkele instrumenten
    • Een sonate voor fluit en piano van G.F. Handel. 
87 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]


sonate v

  1. (muziek) sonate
    «Une sonate pour violon et piano.»
    Een sonate voor viool en piano.