zangstuk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zang·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zang en stuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zangstuk | zangstukken |
verkleinwoord | zangstukje | zangstukjes |
Zelfstandig naamwoord
zangstuk o
- (muziek) een lied.
- De artiest voerde het zangstuk op.
Gangbaarheid
- Het woord zangstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zangstuk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be