snuiter
- snui·ter
- In de betekenis van ‘vreemd iemand’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- afgeleid van snuiten met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snuiter | snuiters |
verkleinwoord | snuitertje | snuitertjes |
de snuiter m
- (informeel), (persoon) een raar, vreemd persoon
- Een figuratieve ambachtsman die flirtte met pop-art, die niks moet hebben van het minimalisme van grote rode vlakken of barbaarse abstracte kunst, maar portretten maakt en reusachtige kleurrijke natuurschilderingen. Een vrolijke, innemende snuiter bovendien. [3]
- (gereedschap) werktuig lijkend op een schaar om de verbrande pit van kaarsen af te knijpen (de kaars te snuiten)
- Een kaarsvormige snuiter.
- [1] knakker, kwant, kwast [3], kwibus, snaak, zonderling
- [2] kaarsendover
- Het woord snuiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snuiter" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "snuiter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ snuiter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Volkskrant John Schoorl25 februari 2019 81-jarige kunstenaar David Hockney woont in Los Angeles met zijn entourage en komt de dag door met heel veel sigaretten, maar zonder alcohol
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be