slungelig
- slun·ge·lig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | slungelig | slungeliger | slungeligst |
verbogen | slungelige | slungeligere | slungeligste |
partitief | slungeligs | slungeligers | - |
slungelig
- een slungelig persoon is meestal lang, mager, onhandig, jong en mannelijk vaak een puber in de groeispurt
- De slungelige jongen stootte het kopje van de tafel.
1.
- Het woord slungelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slungelig" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be