• on·han·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onhandig onhandiger onhandigst
verbogen onhandige onhandigere onhandigste
partitief onhandigs onhandigers -

onhandig

  1. niet goed met de handen om kunnen gaan
    • De onhandige man had al drie spijkers krom geslagen. 
  2. niet gemakkelijk om mee om te gaan
    • Wat een onhandig trucje is dat, zeg! 
  3. omslachtig, moeilijk, mijl op zeven
     Ondanks dat er honderd redenen zijn waarom iets niet kan of onhandig is, liet deze doodgewone familie uit Yorkshire zien dat het wel gewoon kan. Beter onderwijs voor je kinderen kan ik me nauwelijks voorstellen.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be