onhandig
- on·han·dig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onhandig | onhandiger | onhandigst |
verbogen | onhandige | onhandigere | onhandigste |
partitief | onhandigs | onhandigers | - |
onhandig
- niet goed met de handen om kunnen gaan
- De onhandige man had al drie spijkers krom geslagen.
- niet gemakkelijk om mee om te gaan
- Wat een onhandig trucje is dat, zeg!
- omslachtig, moeilijk, mijl op zeven
- ▸ Ondanks dat er honderd redenen zijn waarom iets niet kan of onhandig is, liet deze doodgewone familie uit Yorkshire zien dat het wel gewoon kan. Beter onderwijs voor je kinderen kan ik me nauwelijks voorstellen.[1]
1. niet goed met de handen om kunnen gaan
- Het woord onhandig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onhandig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be