onbeholpen
- Geluid: onbeholpen (hulp, bestand)
- on·be·hol·pen
- In de betekenis van ‘onhandig’ voor het eerst aangetroffen in 1853 [1]
- Afgeleid van beholpen met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbeholpen | onbeholpener | onbeholpenst |
verbogen | onbeholpenste | ||
partitief | onbeholpens | onbeholpeners | - |
onbeholpen
- uiterst onhandig
- Dat was een onbeholpen poging om het weer goed te maken.
- Het woord onbeholpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbeholpen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "onbeholpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be