• slaap·dron·ken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slaapdronken slaapdronkener slaapdronkenst
verbogen slaapdronkenste
partitief slaapdronkens slaapdronkeners -

slaapdronken [1]

  1. nog niet helemaal helder wakker
    • De controle vond zaterdag tussen 05.30 en 08.00 uur plaats op het Sint-Annaplein in Gent. ‘Op een tijdstip dat sommigen slaapdronken naar de bakker sloffen, kruipen anderen beschonken achter het stuur van hun wagen. [2] 
    • Hij was nog slaapdronken toen zijn buurman hem rond half 11 's avonds wakker maakte. [3] 
    • Slaapdronken zat ik op de bank naar mijn laptop te staren. Door het tijdsverschil met Australië was ik om tien voor zes ’s ochtends uit bed gestapt om de Formule 1 te kunnen zien. De 17-jarige Max Verstappen ging zich als ‘jongste coureur aller tijden’ meten met de grote mannen. [4] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 23/oktober/2017
  3. Tubantia Haytze Teerink 18-oktober-2017
  4. NRC Wilfried de Jong 16 maart 2015
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be