slaperig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: slaperig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈslapərəx / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈsla.pə.rəχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈsla.pə.rəx/
- (Limburg): /ˈsla.pə.rɪx/
Woordafbreking
- sla·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | slaperig | slaperiger | slaperigst |
verbogen | slaperige | slaperigere | slaperigste |
partitief | slaperigs | slaperigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
slaperig
- behoefte tot slaap vertonend
- Na al dat harde werken begon ik slaperig te worden.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. behoefte tot slaap vertonend
Gangbaarheid
- Het woord slaperig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slaperig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be