Een singlet.
  • sin·glet
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onderhemd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1954 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord singlet singlets
verkleinwoord singletje singletjes

de singletm

  1. (kleding) een kort onderhemd zonder mouwen
81 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]


  • Afkomstig van het Engelse woord single.

singlet m

  1. (kleding) singlet
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   singlet     singleten     singleter     singletene  
genitief   singlets     singletens     singleters     singletenes  


  • Afkomstig van het Engelse woord single.

singlet m

  1. (kleding) singlet
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   singlet     singleten     singletar     singletane  
genitief