Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: singel
  • sin·gle
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vrijgezel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1989
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘grammofoonplaatje met één nummer per kant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘enkelspel bij tennis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1919 [1]
  • van Engels single [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord single singles
verkleinwoord (singletje) * (singletjes) *

de singlem

  1. iemand zonder echtgenoot of vaste partner
    • De swingende vrijgezel die single blijft omdat er zo veel meer te beleven is dan een stabiel gezinsleven, blijft een tamelijk zeldzame verschijning. [4]
  2. (sport) (tennis, badminton) wedstrijd van één speler tegen één andere speler
    • Bollegraf kwalificeerde zich gisteren door een simpele zege (6-0 6-4) op de voortdurend voetfouten makende Seda Noorlander. Het was even wennen voor de 31--jarige Ermelose, die sinds september geen single had gespeeld. Het vrouwendubbelspel is tegenwoordig haar specialiteit. [5]
  3. (muziek) grammofoonplaat met één nummer per zijde (bij uitbreiding gebruikt voor: muziekdrager met minder dan 4 nummers)
    • Het Amsterdamse gezelschap rond componist-producer Rob Gaasterland, zangeres Marijn van Teylingen en rapster Christine Oele vertegenwoordigt de voorhoede van de nog jonge Nederlandse jazzdance-scene, die een flinke impuls heeft gekregen met het instellen voor een prijs voor 'nieuw talent in het muzikale gebied tussen pop en jazz. Hun dit jaar verschenen debuutalbum "One day soon" werd goed ontvangen, terwijl de single "Here comes the sun" deze zomer veel werd gedraaid op de radio, en bekend werd als herkennings-tane van Veronica-tv. [6]
  • Het verkleinwoord is niet gangbaar voor betekenis [1] "vrijgezel" en wordt vooral gebruikt in de betekenis [3] "45-toerenplaat".
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[7]


single

  1. enkel
  2. alleenstaand, vrijgezel