Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·bum
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘boek met witte bladen om versjes of foto's te verzamelen’ voor het eerst aangetroffen in 1700 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord album albums
verkleinwoord albumpje albumpjes

Zelfstandig naamwoord

het albumo

  1. een boek waarin gelijksoortige zaken zijn bijeengebracht, zoals foto's of postzegels
    • Ik heb een mooi album gemaakt van alle vakantiefoto's. 
  2. een stripverhaal in boekvorm
  3. (muziek) een collectie van muzieknummers
    • Heb jij het nieuwste album van Di-rect al? 
     In South Lake Tahoe dook hij weer eens op en vertelde me dat een onbekende man hem in Bishop op straat had horen gitaarspelen. Voordat hij het wist, had deze man hem uitgenodigd om een album in zijn garagestudio op te nemen. Zo gaan die dingen, the trail provides.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen