schenden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van schenden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schenden | te schenden | ||||||||
toekomend | zullen schenden | te zullen schenden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschonden | te hebben geschonden | ||||||||
toekomend | geschonden zullen hebben | geschonden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
schendend | geschonden | ev. schend |
mv. verouderd schendt |
schende | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | schend | schendt | schendt | schendt | schendt | schenden | schenden | schenden | |||
verleden (o.v.t.) | schond | schond | schond | schondt | schond | schonden | schonden | schonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal schenden | zult/zal schenden | zult/zal schenden | zult schenden | zal schenden | zullen schenden | zullen schenden | zullen schenden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schenden | zou schenden | zou(dt) schenden | zoudt schenden | zou schenden | zouden schenden | zouden schenden | zouden schenden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschonden | hebt geschonden | hebt/heeft geschonden | hebt geschonden | heeft geschonden | hebben geschonden | hebben geschonden | hebben geschonden | |||
verleden (v.v.t.) | had geschonden | had geschonden | had geschonden | hadt geschonden | had geschonden | hadden geschonden | hadden geschonden | hadden geschonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschonden hebben | zal/zult geschonden hebben | zult/zal geschonden hebben | zult geschonden hebben | zal geschonden hebben | zullen geschonden hebben | zullen geschonden hebben | zullen geschonden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschonden hebben | zou geschonden hebben | zou/zoudt geschonden hebben | zoudt geschonden hebben | zou geschonden hebben | zouden geschonden hebben | zouden geschonden hebben | zouden geschonden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geschonden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geschonden | er is geschonden | |||||||||
verleden | er werd geschonden | er was geschonden | |||||||||
toekomend | er zal geschonden worden | er zal geschonden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geschonden worden | er zou geschonden zijn | |||||||||
lijdende vorm geschonden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geschonden worden | geschonden te worden | ||||||||
toekomend | geschonden zullen worden | geschonden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geschonden zijn | geschonden te zijn | ||||||||
toekomend | geschonden zullen zijn | geschonden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geschonden | wordt geschonden | wordt geschonden | wordt geschonden | wordt geschonden | worden geschonden | worden geschonden | worden geschonden | |||
verleden (o.v.t.) | werd geschonden | werd geschonden | werd geschonden | werdt geschonden | werd geschonden | werden geschonden | werden geschonden | werden geschonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geschonden worden | zult geschonden worden | zult geschonden worden | zult geschonden worden | zal geschonden worden | zullen geschonden worden | zullen geschonden worden | zullen geschonden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geschonden worden | zou geschonden worden | zou/zoudt geschonden worden | zoudt geschonden worden | zou geschonden worden | zouden geschonden worden | zouden geschonden worden | zouden geschonden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geschonden | bent geschonden | bent/is geschonden | zijt geschonden | is geschonden | zijn geschonden | zijn geschonden | zijn geschonden | |||
verleden (v.v.t.) | was geschonden | was geschonden | was geschonden | waart geschonden | was geschonden | waren geschonden | waren geschonden | waren geschonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschonden zijn | zult geschonden zijn | zult geschonden zijn | zult geschonden zijn | zal geschonden zijn | zullen geschonden zijn | zullen geschonden zijn | zullen geschonden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschonden zijn | zou geschonden zijn | zou/zoudt geschonden zijn | zoudt geschonden zijn | zou geschonden zijn | zouden geschonden zijn | zouden geschonden zijn | zouden geschonden zijn |