schenden
- schen·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schenden |
schond |
geschonden |
klasse 3 | volledig |
schenden
- overgankelijk iets niet in acht nemen
- Zijn handelwijze schond een eerdere afspraak.
- De Zweedse regering start een landelijke voorlichtingscampagne over wat te doen bij crisis en oorlog. Alle Zweden krijgen een brochure toegestuurd met praktische tips over noodvoorraden, slingerradio's en schuilkelders. De Zweden, geen lid van de NAVO, worden onder meer nerveus van Russische straaljagers die het luchtruim schenden [3]
- ▸ In totaal moesten de havoleerlingen 31 vragen beantwoorden. Op het erratum stonden volgens het CvTE vier vragen. Deze moeten nu voor maandag 23 mei worden aangepast voor het vwo-examen, omdat de geheimhouding van het aardrijkskunde-examen voor het vwo geschonden is.[4]
- te schande maken
- bederven, verderven, aantasten, beschadigen
- De rechten van iemand schenden.
- Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht
wie slecht spreekt over zijn familie, spreekt slecht over zichzelf
1. iets niet in acht nemen
- Het woord schenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schenden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "schenden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schenden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nos.nl
- ↑ Weblink bron “23 havoleerlingen kregen verkeerde examen, nu moeten 14.000 examens worden aangepast” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be