• schend·blad
enkelvoud meervoud
naamwoord schendblad schendbladen
verkleinwoord schendblaadje schendblaadjes

het schendblado [1]

  1. krant of tijdschrift waarin vaak de eer van mensen wordt aangetast
     Die vuile verlopen veearts, die Marat heet en die in zijn schendblad durft schrijven dat de revolutie niet voltooid is voor de laatste aristocraat aan een lantaarn hangt! Alsof Frankrijk zonder ons zou kunnen bestaan, monseigneur! Alsof zij, die nu het hoogste woord voeren, het beter zouden kunnen dan wij, de adel, die al sinds zeven eeuwen het regeren in het bloed zit.[2]
     Marat, de gewezen veearts van de graaf van Artois, gebruikt al zijn tijd om op de koning te schelden en om in zijn schendblad ,1' Ami du Peuple' het volk tegen de aristocraten op te hitsen en Danton, die grootspreker, heeft te veel braspartijen en liefdesgeschiedenissen om de revolutie in het rechte spoor te houden.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1
    Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723