Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schend

Werkwoord

vervoeging van
schenden

schend

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schenden
    • Ik schend. 
  2. gebiedende wijs van schenden
    • Schend! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schenden
    • Schend je?