schamen
- Geluid: schamen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxamə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈsχa.mə(n)/
- (Limburg): /ˈsxaː.mə(n)/
- scha·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schamen |
schaamde |
geschaamd |
zwak -d | volledig |
schamen
- wederkerendschaamte voelen, iets van jezelf niet goed vinden zodat je het niet aan anderen wilt tonen
- Hij schaamde zich voor zijn vergeetachtigheid.
- Hij gaf de Woordbouwer eerst een hand maar daarna zette hij het kistje snel weer op tafel en vloog hem om de hals. Hij schaamde zich er niet voor. [3]
- ▸ Ik schaamde me er bijna voor, maar ik verlangde naar de rust en voorspelbaarheid van Noord-Californië, het deel van de trail dat vaak als saai wordt beschreven.[4]
1. schaamte voelen
- Het woord schamen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schamen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "schamen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schamen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450
pagina 18
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be