samenspannen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van samenspannen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | samenspannen | samen te spannen | ||||||
toekomend | zullen samenspannen samen zullen spannen |
te zullen samenspannen samen te zullen spannen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben samengespannen | te hebben samengespannen | ||||||
toekomend | samengespannen zullen hebben | samengespannen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
samenspannend | samengespannen | ev. span samen |
mv. verouderd spant samen |
spanne samen (bijzin) samenspanne | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | span samen | spant samen | spant samen | spant samen | spant samen | spannen samen | spannen samen | spannen samen | |
verleden (o.v.t.) | spande samen | spande samen | spande samen | spande samen | spande samen | spanden samen | spanden samen | spanden samen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal samenspannen | zult/zal samenspannen | zult/zal samenspannen | zult samenspannen | zal samenspannen | zullen samenspannen | zullen samenspannen | zullen samenspannen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samenspannen | zou samenspannen | zou(dt) samenspannen | zoudt samenspannen | zou samenspannen | zouden samenspannen | zouden samenspannen | zouden samenspannen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | samenspan | samenspant | samenspant | samenspant | samenspant | samenspannen | samenspannen | samenspannen | |
verleden (o.v.t.) | samenspande | samenspande | samenspande | samenspande | samenspande | samenspanden | samenspanden | samenspanden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal samenspannen samen zal spannen |
zult/zal samenspannen samen zult/zal spannen |
zult/zal samenspannen samen zult/zal spannen |
zult samenspannen samen zult spannen |
zal samenspannen samen zal spannen |
zullen samenspannen samen zullen spannen |
zullen samenspannen samen zullen spannen |
zullen samenspannen samen zullen spannen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samenspannen samen zou spannen |
zou samenspannen samen zou spannen |
zou(dt) samenspannen samen zou(dt) spannen |
zoudt samenspannen samen zoudt spannen |
zou samenspannen samen zou spannen |
zouden samenspannen samen zouden spannen |
zouden samenspannen samen zouden spannen |
zouden samenspannen samen zouden spannen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb samengespannen | hebt samengespannen | hebt/heeft samengespannen | hebt samengespannen | heeft samengespannen | hebben samengespannen | hebben samengespannen | hebben samengespannen | |
verleden (v.v.t.) | had samengespannen | had samengespannen | had samengespannen | hadt samengespannen | had samengespannen | hadden samengespannen | hadden samengespannen | hadden samengespannen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal samengespannen hebben | zal/zult samengespannen hebben | zult/zal samengespannen hebben | zult samengespannen hebben | zal samengespannen hebben | zullen samengespannen hebben | zullen samengespannen hebben | zullen samengespannen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou samengespannen hebben | zou samengespannen hebben | zou/zoudt samengespannen hebben | zoudt samengespannen hebben | zou samengespannen hebben | zouden samengespannen hebben | zouden samengespannen hebben | zouden samengespannen hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm samengespannen worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt samengespannen | er is samengespannen | |||||||
verleden | er werd samengespannen | er was samengespannen | |||||||
toekomend | er zal samengespannen worden | er zal samengespannen zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou samengespannen worden | er zou samengespannen zijn |