spande samen
- span·de sa·men
vervoeging van |
---|
samenspannen |
spande samen
- enkelvoud verleden tijd van samenspannen
- Ik spande samen.
- Jij spande samen.
- Hij, zij, het spande samen.
- Ik spande samen.
- Het woord spande samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.