rondvaren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van rondvaren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rondvaren | rond te varen | ||||||||
toekomend | zullen rondvaren rond zullen varen |
te zullen rondvaren rond te zullen varen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] rondgevaren | te hebben[1]/zijn[2] rondgevaren | ||||||||
toekomend | rondgevaren zullen hebben[1]/zijn[2] | rondgevaren te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
rondvarend | rondgevaren | ev. vaar rond |
mv. verouderd vaart rond |
vare rond (bijzin) rondvare | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vaar rond | vaart rond | vaart rond | vaart rond | vaart rond | varen rond | varen rond | varen rond | |||
verleden (o.v.t.) | voer rond | voer rond | voer rond | voer rond | voer rond | voeren rond | voeren rond | voeren rond | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondvaren | zult/zal rondvaren | zult/zal rondvaren | zult rondvaren | zal rondvaren | zullen rondvaren | zullen rondvaren | zullen rondvaren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondvaren | zou rondvaren | zou(dt) rondvaren | zoudt rondvaren | zou rondvaren | zouden rondvaren | zouden rondvaren | zouden rondvaren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | rondvaar | rondvaart | rondvaart | rondvaart | rondvaart | rondvaren | rondvaren | rondvaren | |||
verleden (o.v.t.) | rondvoer | rondvoer | rondvoer | rondvoer | rondvoer | rondvoeren | rondvoeren | rondvoeren | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondvaren rond zal varen |
zult/zal rondvaren rond zult/zal varen |
zult/zal rondvaren rond zult/zal varen |
zult rondvaren rond zult varen |
zal rondvaren rond zal varen |
zullen rondvaren rond zullen varen |
zullen rondvaren rond zullen varen |
zullen rondvaren rond zullen varen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondvaren rond zou varen |
zou rondvaren rond zou varen |
zou(dt) rondvaren rond zou(dt) varen |
zoudt rondvaren rond zoudt varen |
zou rondvaren rond zou varen |
zouden rondvaren rond zouden varen |
zouden rondvaren rond zouden varen |
zouden rondvaren rond zouden varen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm rondgevaren worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt rondgevaren | er is rondgevaren | |||||||||
verleden | er werd rondgevaren | er was rondgevaren | |||||||||
toekomend | er zal rondgevaren worden | er zal rondgevaren zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou rondgevaren worden | er zou rondgevaren zijn | |||||||||
lijdende vorm rondgevaren worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rondgevaren worden | rondgevaren te worden | ||||||||
toekomend | rondgevaren zullen worden | rondgevaren te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | rondgevaren zijn | rondgevaren te zijn | ||||||||
toekomend | rondgevaren zullen zijn | rondgevaren te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word rondgevaren | wordt rondgevaren | wordt rondgevaren | wordt rondgevaren | wordt rondgevaren | worden rondgevaren | worden rondgevaren | worden rondgevaren | |||
verleden (o.v.t.) | werd rondgevaren | werd rondgevaren | werd rondgevaren | werdt rondgevaren | werd rondgevaren | werden rondgevaren | werden rondgevaren | werden rondgevaren | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondgevaren worden | zult rondgevaren worden | zult rondgevaren worden | zult rondgevaren worden | zal rondgevaren worden | zullen rondgevaren worden | zullen rondgevaren worden | zullen rondgevaren worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondgevaren worden | zou rondgevaren worden | zou/zoudt rondgevaren worden | zoudt rondgevaren worden | zou rondgevaren worden | zouden rondgevaren worden | zouden rondgevaren worden | zouden rondgevaren worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben rondgevaren | bent rondgevaren | bent/is rondgevaren | zijt rondgevaren | is rondgevaren | zijn rondgevaren | zijn rondgevaren | zijn rondgevaren | |||
verleden (v.v.t.) | was rondgevaren | was rondgevaren | was rondgevaren | waart rondgevaren | was rondgevaren | waren rondgevaren | waren rondgevaren | waren rondgevaren | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal rondgevaren zijn | zult rondgevaren zijn | zult rondgevaren zijn | zult rondgevaren zijn | zal rondgevaren zijn | zullen rondgevaren zijn | zullen rondgevaren zijn | zullen rondgevaren zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou rondgevaren zijn | zou rondgevaren zijn | zou/zoudt rondgevaren zijn | zoudt rondgevaren zijn | zou rondgevaren zijn | zouden rondgevaren zijn | zouden rondgevaren zijn | zouden rondgevaren zijn |