rondvaren
- rond·va·ren
- samenstelling van rond en varen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rondvaren |
voer rond |
rondgevaren |
klasse 6 | volledig |
rondvaren
- ergatief geheel rondom een landmassa of de aarde zelf varen
- Het is bekend dat onder farao Necho de Egyptenaren al heel Afrika rondgevaren zijn.
- inergatief met een boot een tocht maken en weer terugkeren naar de oorsprong
- We hebben die middag heerlijk rondgevaren.
- overgankelijk iemand op een boot meenemen op een rondvaart
- Hij heeft ons die middag rondgevaren door de Amsterdams grachten.
- Het woord rondvaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.