rondvaart
- Geluid: rondvaart (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrɔntfart / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈrɔnt.vart/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈrɔnt.vart/
- (Limburg): /ˈrɔnd.vart/
- rond·vaart
- Naamwoord van handeling van rondvaren (met het achtervoegsel -t)
- samenstelling van rond en vaart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rondvaart | rondvaarten |
verkleinwoord | rondvaartje | rondvaartjes |
- een ronde varen met het doel de omgeving te bekijken
- Als we in Utrecht zijn, zullen we dan ook op een rondvaart meegaan?
1. een ronde varen met het doel de omgeving te bekijken
vervoeging van |
---|
rondvaren |
rondvaart
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rondvaren
- ... dat jij rondvaart.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rondvaren
- ... dat hij rondvaart.
- Het woord rondvaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rondvaart" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be