• rok·ke
  • Verwant met het Noorse werkwoord rykke
Naar frequentie 44505
vervoeging
onbepaalde wijs rokke
tegenwoordige tijd rokker
verleden tijd rokket
rokka
voltooid
deelwoord
rokket
rokka
onvoltooid
deelwoord
rokkende
lijdende vorm rokkes
gebiedende wijs rokk
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

rokke

  1. onovergankelijk, overgankelijk bewegen, verroeren
    «Steinen er ikke til å rokke
    De steen laat zich niet bewegen.
  2. onovergankelijk, overgankelijk deinen, hen en weer bewegen, wiegen
  3. overgankelijk, (figuurlijk) afbrengen, ontroeren
    «Han lar seg ikke rokke i sin overbevisning.»
    Hij laat zich niet afbrengen van zijn overtuiging.
  4. overgankelijk, (figuurlijk) ondermijnen, veranderen, verzwakken, wiggelen aan
    «Denne oppfatning rokker ved statens grunnprinsipper.»
    Deze opvatting ondermijnt de basisprincipes van de overheid.
  • [2]: sitte og rokke (på seg)
zitten en zich rusteloos hen en weer bewegen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rokke     m: rokken
v: rokka  
  rokker     rokkene  
genitief   rokkes     m: rokkens
v: rokkas  
  rokkers     rokkenes  

rokke m / v

  1. (kraakbeenvissen) rog
  2. (kraakbeenvissen) benaming voor zeedieren uit de orde Rajiformes  


  • rok·ke
  • Verwant met het Nynorske werkwoord rykkje
vervoeging
onbepaalde wijs rokke
rokka
tegenwoordige tijd rokkar
verleden tijd rokka
voltooid
deelwoord
rokka
onvoltooid
deelwoord
rokkande
lijdende vorm rokkast
gebiedende wijs rokk
rokka
rokke
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

rokke

  1. onovergankelijk, overgankelijk bewegen, verroeren
  2. overgankelijk, (figuurlijk) afbrengen, ontroeren
  3. overgankelijk, (figuurlijk) ondermijnen, veranderen, verzwakken, wiggelen aan
  • [2]: rokke ved gamle sanningar
aan de oude waarheden wiggelen

rokke

  1. gebiedende wijs van rokka

rokke

  1. gebiedende wijs van rokke