bryte ned
- bry·te ned
bryte ned
- overgankelijk slechten, slopen, omhalen, afbreken
- overgankelijk, (figuurlijk) zwak maken
- bry·te ned
bryte ned
- overgankelijk slechten, slopen, omhalen, afbreken
- overgankelijk, (figuurlijk) zwak maken
bryte ned
bryte ned