Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reuk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geur, reukvermogen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord reuk reuken
verkleinwoord reukje reukjes

Zelfstandig naamwoord

de reukm

    1. (biologie) geur
    2. (biologie) gewaarwording van geur via de neus
  1. (dysfemisme) van parfum
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen