Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reuk·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reukwerk reukwerken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het reukwerko

  1. verzamelnaam voor stoffen die worden gemaakt om een prettige geur te verspreiden
    • In het Oude Testament van de bijbel staat geschreven: Ze kwam naar Jeruzalem met een grote karavaan kamelen beladen met reukwerk, een grote hoeveelheid goud en edelstenen. [2]

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen