• pro·ces-ver·baal
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ambtshalve opgemaakt verslag’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
  • Samenstelling met koppelteken van proces en verbaal (bet. 1), tevens een calque uit het Frans.
enkelvoud meervoud
naamwoord proces-verbaal processen-verbaal
proces-verbalen
verkleinwoord - -

het proces-verbaalo

  1. (juridisch) de akte waarmee een overheidsambtenaar verslag uitbrengt over wat hij in de uitoefening van zijn functies heeft verricht
     De LID kreeg een melding op telefoonnummer 144 en ging erop af. In overleg met het Openbaar Ministerie legde de dienst vervolgens beslag op de dieren en maakte proces-verbaal op tegen de eigenaar.[2]
  2. (juridisch) bekeuring
    • Ik kreeg een proces-verbaal.