notulen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·tu·len
Woordherkomst en -opbouw
- alleen meervoud via Middelnederlands notele van middeleeuws Latijn notula, in de betekenis van ‘aantekeningen van vergadering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1592 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | notulen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de notulen mv
- beknopt verslag van een bijeenkomst
- De notulen worden steeds door iemand anders gemaakt.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een verslag van een bijeenkomst
Gangbaarheid
- Het woord notulen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "notulen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ notulen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "notulen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be