vervoeging van de bedrijvende vorm van privilegiëren |
onbepaalde wijs |
kort |
lang |
onvoltooid |
tegenwoordig |
privilegiëren |
te privilegiëren |
toekomend |
zullen privilegiëren |
te zullen privilegiëren |
voltooid |
tegenwoordig |
hebben geprivilegieerd |
te hebben geprivilegieerd |
toekomend |
geprivilegieerd zullen hebben |
geprivilegieerd te zullen hebben |
| onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs |
| privilegiërend | geprivilegieerd | ev. privilegieer | mv. verouderd privilegieert | privilegiëre |
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud |
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze |
tegenwoordig (o.t.t.) | privilegieer | privilegieert | privilegieert | privilegieert | privilegieert | privilegiëren | privilegiëren | privilegiëren |
verleden (o.v.t.) | privilegieerde | privilegieerde | privilegieerde | privilegieerde | privilegieerde | privilegieerden | privilegieerden | privilegieerden |
toekomend (o.t.t.t.) | zal privilegiëren | zult/zal privilegiëren | zult/zal privilegiëren | zult privilegiëren | zal privilegiëren | zullen privilegiëren | zullen privilegiëren | zullen privilegiëren |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou privilegiëren | zou privilegiëren | zou(dt) privilegiëren | zoudt privilegiëren | zou privilegiëren | zouden privilegiëren | zouden privilegiëren | zouden privilegiëren |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geprivilegieerd | hebt geprivilegieerd | hebt/heeft geprivilegieerd | hebt geprivilegieerd | heeft geprivilegieerd | hebben geprivilegieerd | hebben geprivilegieerd | hebben geprivilegieerd |
verleden (v.v.t.) | had geprivilegieerd | had geprivilegieerd | had geprivilegieerd | hadt geprivilegieerd | had geprivilegieerd | hadden geprivilegieerd | hadden geprivilegieerd | hadden geprivilegieerd |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprivilegieerd hebben | zal/zult geprivilegieerd hebben | zult/zal geprivilegieerd hebben | zult geprivilegieerd hebben | zal geprivilegieerd hebben | zullen geprivilegieerd hebben | zullen geprivilegieerd hebben | zullen geprivilegieerd hebben |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprivilegieerd hebben | zou geprivilegieerd hebben | zou/zoudt geprivilegieerd hebben | zoudt geprivilegieerd hebben | zou geprivilegieerd hebben | zouden geprivilegieerd hebben | zouden geprivilegieerd hebben | zouden geprivilegieerd hebben |
onpersoonlijke lijdende vorm geprivilegieerd worden |
| onvoltooid | voltooid |
tegenwoordig | er wordt geprivilegieerd | er is geprivilegieerd |
verleden | er werd geprivilegieerd | er was geprivilegieerd |
toekomend | er zal geprivilegieerd worden | er zal geprivilegieerd zijn |
voorwaardelijk | er zou geprivilegieerd worden | er zou geprivilegieerd zijn |
lijdende vorm geprivilegieerd worden |
onbepaalde wijs |
kort |
lang |
onvoltooid |
tegenwoordig |
geprivilegieerd worden |
geprivilegieerd te worden |
toekomend |
geprivilegieerd zullen worden |
geprivilegieerd te zullen worden |
voltooid |
tegenwoordig |
geprivilegieerd zijn |
geprivilegieerd te zijn |
toekomend |
geprivilegieerd zullen zijn |
geprivilegieerd te zullen zijn |
| enkelvoud | meervoud |
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |
tegenwoordig (o.t.t.) | word geprivilegieerd | wordt geprivilegieerd | wordt geprivilegieerd | wordt geprivilegieerd | wordt geprivilegieerd | worden geprivilegieerd | worden geprivilegieerd | worden geprivilegieerd |
verleden (o.v.t.) | werd geprivilegieerd | werd geprivilegieerd | werd geprivilegieerd | werdt geprivilegieerd | werd geprivilegieerd | werden geprivilegieerd | werden geprivilegieerd | werden geprivilegieerd |
toekomend (o.t.t.t.) | zal geprivilegieerd worden | zult geprivilegieerd worden | zult geprivilegieerd worden | zult geprivilegieerd worden | zal geprivilegieerd worden | zullen geprivilegieerd worden | zullen geprivilegieerd worden | zullen geprivilegieerd worden |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geprivilegieerd worden | zou geprivilegieerd worden | zou/zoudt geprivilegieerd worden | zoudt geprivilegieerd worden | zou geprivilegieerd worden | zouden geprivilegieerd worden | zouden geprivilegieerd worden | zouden geprivilegieerd worden |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde |
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geprivilegieerd | bent geprivilegieerd | bent/is geprivilegieerd | zijt geprivilegieerd | is geprivilegieerd | zijn geprivilegieerd | zijn geprivilegieerd | zijn geprivilegieerd |
verleden (v.v.t.) | was geprivilegieerd | was geprivilegieerd | was geprivilegieerd | waart geprivilegieerd | was geprivilegieerd | waren geprivilegieerd | waren geprivilegieerd | waren geprivilegieerd |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprivilegieerd zijn | zult geprivilegieerd zijn | zult geprivilegieerd zijn | zult geprivilegieerd zijn | zal geprivilegieerd zijn | zullen geprivilegieerd zijn | zullen geprivilegieerd zijn | zullen geprivilegieerd zijn |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprivilegieerd zijn | zou geprivilegieerd zijn | zou/zoudt geprivilegieerd zijn | zoudt geprivilegieerd zijn | zou geprivilegieerd zijn | zouden geprivilegieerd zijn | zouden geprivilegieerd zijn | zouden geprivilegieerd zijn |