privilegiëren
- pri·vi·le·gië·ren, pri·vi·le·gi·eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
privilegiëren |
privilegieerde |
geprivilegieerd |
zwak -d | volledig |
privilegiëren
- overgankelijk voorrechten schenken aan iemand
- Ook begiftigde en privilegieerde die prijzenswaardige bisschop Hendrik het Cisterciënzer vrouwenklooster van de heilige Maria Ter Hunnepe in Horst nabij Deventer[1].
1. voorrechten schenken aan iemand
- Het woord privilegiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ blz 109 De Tielse kroniek: een geschiedenis van de Lage Landen van de Volksverhuizingen tot het midden van de vijftiende eeuw, met een vervolg over de jaren 1552-1566
Jan Kuys
Uitgeverij Verloren, 1983
ISBN 9065500049, ISBN 9789065500045