preciseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van preciseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | preciseren | te preciseren | ||||||||
toekomend | zullen preciseren | te zullen preciseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepreciseerd | te hebben gepreciseerd | ||||||||
toekomend | gepreciseerd zullen hebben | gepreciseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
preciserend | gepreciseerd | ev. preciseer |
mv. verouderd preciseert |
precisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | preciseer | preciseert | preciseert | preciseert | preciseert | preciseren | preciseren | preciseren | |||
verleden (o.v.t.) | preciseerde | preciseerde | preciseerde | preciseerde | preciseerde | preciseerden | preciseerden | preciseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal preciseren | zult/zal preciseren | zult/zal preciseren | zult preciseren | zal preciseren | zullen preciseren | zullen preciseren | zullen preciseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou preciseren | zou preciseren | zou(dt) preciseren | zoudt preciseren | zou preciseren | zouden preciseren | zouden preciseren | zouden preciseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepreciseerd | hebt gepreciseerd | hebt/heeft gepreciseerd | hebt gepreciseerd | heeft gepreciseerd | hebben gepreciseerd | hebben gepreciseerd | hebben gepreciseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepreciseerd | had gepreciseerd | had gepreciseerd | hadt gepreciseerd | had gepreciseerd | hadden gepreciseerd | hadden gepreciseerd | hadden gepreciseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepreciseerd hebben | zal/zult gepreciseerd hebben | zult/zal gepreciseerd hebben | zult gepreciseerd hebben | zal gepreciseerd hebben | zullen gepreciseerd hebben | zullen gepreciseerd hebben | zullen gepreciseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepreciseerd hebben | zou gepreciseerd hebben | zou/zoudt gepreciseerd hebben | zoudt gepreciseerd hebben | zou gepreciseerd hebben | zouden gepreciseerd hebben | zouden gepreciseerd hebben | zouden gepreciseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepreciseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepreciseerd | er is gepreciseerd | |||||||||
verleden | er werd gepreciseerd | er was gepreciseerd | |||||||||
toekomend | er zal gepreciseerd worden | er zal gepreciseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepreciseerd worden | er zou gepreciseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepreciseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepreciseerd worden | gepreciseerd te worden | ||||||||
toekomend | gepreciseerd zullen worden | gepreciseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepreciseerd zijn | gepreciseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepreciseerd zullen zijn | gepreciseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepreciseerd | wordt gepreciseerd | wordt gepreciseerd | wordt gepreciseerd | wordt gepreciseerd | worden gepreciseerd | worden gepreciseerd | worden gepreciseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepreciseerd | werd gepreciseerd | werd gepreciseerd | werdt gepreciseerd | werd gepreciseerd | werden gepreciseerd | werden gepreciseerd | werden gepreciseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepreciseerd worden | zult gepreciseerd worden | zult gepreciseerd worden | zult gepreciseerd worden | zal gepreciseerd worden | zullen gepreciseerd worden | zullen gepreciseerd worden | zullen gepreciseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepreciseerd worden | zou gepreciseerd worden | zou/zoudt gepreciseerd worden | zoudt gepreciseerd worden | zou gepreciseerd worden | zouden gepreciseerd worden | zouden gepreciseerd worden | zouden gepreciseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepreciseerd | bent gepreciseerd | bent/is gepreciseerd | zijt gepreciseerd | is gepreciseerd | zijn gepreciseerd | zijn gepreciseerd | zijn gepreciseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepreciseerd | was gepreciseerd | was gepreciseerd | waart gepreciseerd | was gepreciseerd | waren gepreciseerd | waren gepreciseerd | waren gepreciseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepreciseerd zijn | zult gepreciseerd zijn | zult gepreciseerd zijn | zult gepreciseerd zijn | zal gepreciseerd zijn | zullen gepreciseerd zijn | zullen gepreciseerd zijn | zullen gepreciseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepreciseerd zijn | zou gepreciseerd zijn | zou/zoudt gepreciseerd zijn | zoudt gepreciseerd zijn | zou gepreciseerd zijn | zouden gepreciseerd zijn | zouden gepreciseerd zijn | zouden gepreciseerd zijn |