positron
- po·si·tron
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘positief geladen deeltje’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
- afgeleid van positief met het achtervoegsel -tron [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | positron | positronen |
verkleinwoord | - | - |
het positron o
- (natuurkunde) een positief deeltje dat het antideeltje van een elektron is
- Sommige radioactieve isotopen zenden positronen uit.
1.
- Het woord positron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "positron" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "positron" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ positron op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /pɔzɪtrɔn/
- po·si·t·ron
- (natuurkunde)(verouderd) positron; een positief deeltje dat het antideeltje van een elektron is
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.